Tips om koliek te voorkomen veroorzaakt door voorjaarsgras

(English version see below)

In voorjaarsgras kunnen zich grote hoeveelheden suikers en zetmeel ophopen. Een naam die in de voedingswereld vaak voor suikers en zetmeel wordt gebruikt: niet-structurele koolhydraten of NSK’s. NSK’s kunnen op hun beurt problemen in de blinde en dikke darm veroorzaken waaronder koliek. Koliek is geen ziekte maar een soort algemene vorm van buikpijn. Koliek is een erg complex fenomeen en de oorzaken ervan zijn meestal multifactorieel. Wat in ieder geval wel duidelijk is dat onbeperkt weiden in voorjaarsgras een oorzaak is voor koliek bij paarden.

 

Hoe veroorzaakt voorjaarsgras koliek bij paarden?

Eigenlijk vreemd, want wat ook bekend is, is dat het laten weiden van paarden in z’n algemeenheid het risico op koliek verkleint. Echter te lang weiden in voorjaarsgras maakt dat paarden meer NSK’s opnemen dan hun maagdarmkanaal kan verwerken.

Onder normale omstandigheden wordt het zetmeel uit gras in de dunne darm met behulp van enzymen afgebroken tot glucose. Dat glucose wordt vervolgens door de wand van de dunne darm opgenomen in het lichaam. Bij een overconsumptie van zetmeel kan niet alle zetmeel in de dunne darm worden afgebroken en opgenomen en dat kan er toe leiden dat grote hoeveelheden in de blinde en dikke darm terecht komen. Daar vindt de vertering plaats door miljarden bacteriën en die hebben tijd nodig om zich aan te passen aan deze nieuwe voedselstroom. Als grote hoeveelheden suikers en zetmeel in de blinde en dikke darm aankomen dan neemt een bepaald type bacterie in aantal toe: de acidofiele bacteriën. Die bacteriën produceren veel melkzuur en dat maakt dat de PH (de zuurgraad) sterk daalt. Deze verzuring maakt weer dat een ander groep, de structuur-verterende bacteriën in aantal afnemen. De vertering van structuurrijke voerbestanddelen neemt daardoor af en ook de opname van vetzuren in de endeldarm. Verder raakt ook de beschermende slijmvlieslaag aan de binnenkant van de darmwand beschadigd door de lage PH. Dat leidt tot irritaties en ontstekingen met als gevolg; koliek.

 

Preventie is altijd beter dan een paard met koliek behandelen

 

Waar wordt het gehalte aan NSK’s in gras door bepaald?

NSK’s in gras zijn een mengeling van suiker, zetmeel en fructaan. Als u als eigenaar de principes kent achter de gehaltes aan NSK’s in gras, kunt u een strategie bepalen om om te gaan met voorjaarsgras en koliek voorkomen. Het gehalte aan NSK’s in gras varieert enorm en het hangt af van:

  • Soorten: leguminosen (klavers, luzerne) en warm-seizoen grassen (bermuda gras) hopen veel zetmeel op terwijl koud-seizoen grassen (thimothee, rietzwenkgras, kropaar) veel fructanen ophopen. Koud-seizoen grassen groeien in de lente en schieten aar op het einde van de lente en begin zomer. Warm seizoen grassen beginnen laat in de lente te groeien en schieten aar in de late zomer.
  • Groeistadium: de omstandigheden in de lente bevorderen de ophoping van koolhydraten ongeacht het groeistadium van de grasplant. Als gras in de aar schiet, heeft het enorme hoeveelheden NSK’s in de aar en dat verklaart waarom paarden er gek op zijn.
  • Buiten omstandigheden: grassen hebben licht nodig om suikers te produceren. Weinig zonlicht beperkt dan ook de suikerproductie. Om deze reden zijn in voorjaarsgras de NSK gehalten lager vroeg in de morgen zo rond 04.00 en 05.00 uur. De hoogste gehalten worden rond 16.00 en 17.00 uur gevonden.

 

Enkele tips om het paard veilig(er) in voorjaarsgras te weiden

  • Introduceer het paard geleidelijk aan de voorjaarsweide. Het maagdarmkanaal kan zich goed aanpassen als gestart wordt met 15 minuten grazen per dag. Voer dit langzaam op tot een uur om de ander dag.
  • Laat paarden niet in de middag grazen
  • Blijf ruwvoer verstrekken op stal. Vier uur zonder ruwvoer kan al een negatief effect hebben op de darmgezondheid van een paard
  • Let op de signalen voor onvoldoende ruwvoeropname: niet stevige keutels, zand eten, vreten aan hekken, manen, staart en bomen.
  • Maai onkruid zodra het zaad begint te schieten
  • Als het gras te kort is, verplaats de paarden naar een andere weide
  • Geef voldoende en vers water
  • Als bij een ruwvoerverandering de keutels hun stevigheid verliezen dan kunnen prebiotica en probiotica helpen.

 

Veilig paarden in voorjaarsgras weiden is mogelijk

 

 

Auteur: Dr. Gulsah Kaya Karasu | Hogeschool Van Hall Larenstein | Velp
Foto’s: Hans van Tartwijk

 


 

Keys to preventing spring pasture associated colic

 

Spring pasture grasses are capable of accumulating high amounts of nonstructural carbohydrates (NSCs), that can cause hind gut problems like colic. Colic is not a disease, but a generic form of abdominal pain. It is highly complex and multi-factorial in nature. Feeding practices including horse starts going for unrestricted spring pasture were long ago identified as a cause of colic.

 

How does spring grass cause colic in horses?

Pasture turnout has generally been found to be associated with a reduced risk of colic in comparison to stable confinement. However, when spring starts and horses continuous grazing or adjusting grass pasture times,  they consume more NSC than their digestive tract may be able to handle.

Under normal conditions, when horses consume grass, starch is digested to glucose by enzymes in the small intestine and absorbed. However, overconsumption of starch intake it is likely to result in significant delivery of starch to the hindgut where the breakdown of fiber normally occurs. The horse’s large intestine contains billions of bacteria and those bacteria’s need time to adjust to these changes. When large amounts of starch and fructan reach the hindgut, favors the growth of acidophilic bacteria that generate lactate and result in a fall in pH. This acidification has further effects on bacterial populations including a reduction in fiber-fermenting species, fiber digestibility and short chain fatty acids absorption by the colon. Consequently, the normally highly exclusive intestinal mucosal barrier may be disrupted by low pH, and result with colic due to inflamed and irritated intestinal lining.

 

Prevention is better than treating horses with colic

 

What does the NSC content of your spring pasture grass depend on?

NSC’s found in grasses are a mixture of sugar, starch and fructan. Understanding the basic principles of NSC’s in spring grass will help you as a horse owners to develop strategies for managing spring grazing for your equines and prevent them from colic. NSC contents of forages varies widely depending on:

  • Species and variety of forages: Legumes (clover, alfalfa) and warm-season grasses (Bermuda grass) accumulate starch, while cool-season grasses (timothy, tall fescue, orchardgrass) accumulate fructans as NSC. Cool-season grasses grow in the spring and mature by late spring or early summer, and warm-season grasses begin growth in late spring, mature during late summer.
  • Stage of growth: Conditions in spring often favor carbohydrate accumulation, regardless of the stage of plant growth. When grass goes to seed, it has stored massive amount of  NSC in the seed heads, that explained why horses love to eat them.   
  • Environmental conditions: Grasses use light to produce sugars from carbon dioxide through photosynthesis, therefore low sunlight limits the amount of sugar produced by green plants. Hence, in spring grass NSC levels to be lower by early morning around 0400 h and 0500 h, although with highest values between 1600 h and 1700 h.

  

Safe spring pasture grazing is possible

 

Some tips for safer spring pasture grazing:

  • Introduce your horse to spring pasture gradually. To allow the digestive system to adapt begin with 15 minutes grazing per day, slowly increases of 30 minutes to an hour every other day.
  • Avoid afternoon grazing
  • Continue on forage feeding in stable. As little as 4 hours without forage can have a negative impact on gut health
  • Monitor your horses vital signs of not enough fibre such as  loose stools, eating dirt, fences, manes & tails, trees
  • Mow weeds as soon as you see them start to flower
  • Migrate to another field when grass is grazed down to low
  • Access to clean, fresh water
  • If stools loosen during a change in forage, probiotics or prebiotics could prove useful.

 

Author: Dr. Gulsah Kaya Karasu | Hogeschool Van Hall Larenstein | Velp
Images: Hans van Tartwijk

Mijn paard heeft een neurologische vorm van rhinopneumonie. Wat nu?

Rhinopneumonie, veroorzaakt door het equine herpesvirus (EHV), kan verschillende vormen aannemen, waaronder de neurologische vorm. Deze vorm van rhinopneumonie kan leiden tot symptomen zoals koorts, zwakte, ataxie (onstabiele gang), urine-incontinentie en andere neurologische problemen.

Als je vermoedt dat een paard de neurologische vorm van rhinopneumonie heeft, is het essentieel om onmiddellijk veterinaire hulp in te schakelen. De behandeling en het beheer van neurologische rhinopneumonie moeten worden uitgevoerd onder toezicht van een dierenarts, omdat het een ernstige aandoening is.

Hier zijn enkele algemene stappen die kunnen worden genomen in geval van verdenking van de neurologische vorm van rhinopneumonie:

  1. Isolatie: Isoleer het zieke paard onmiddellijk om verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Andere paarden moeten gescheiden worden gehouden, en er moeten strikte bio-veiligheidsmaatregelen worden genomen.
  2. Dierenarts raadplegen: Neem onmiddellijk contact op met een dierenarts en vertel hem of haar over de symptomen en het vermoeden van neurologische rhinopneumonie. Een dierenarts zal waarschijnlijk diagnostische tests uitvoeren om de aanwezigheid van het virus te bevestigen.
  3. Ondersteunende zorg: Afhankelijk van de ernst van de symptomen kan de dierenarts ondersteunende zorg voorschrijven, zoals intraveneuze vloeistoffen, ontstekingsremmende medicijnen en andere behandelingen om de symptomen te verlichten.
  4. Quarantaine en bio-veiligheid: Zorg voor een strikte quarantaine en bio-veiligheidsmaatregelen om te voorkomen dat het virus zich verspreidt naar andere paarden. Dit omvat het desinfecteren van stallen, materialen en het beperken van het contact tussen dieren.
  5. Monitoring en verdere aanbevelingen: Volg de instructies van de dierenarts nauwgezet op en blijf het zieke paard monitoren. De dierenarts kan aanvullende aanbevelingen doen op basis van de individuele situatie.

Het is belangrijk op te merken dat vaccinatie een rol kan spelen bij de preventie van rhinopneumonie, maar het kan de neurologische vorm niet volledig uitsluiten. Regelmatige communicatie met de dierenarts en het volgen van hun aanbevelingen is cruciaal voor het welzijn van de paarden en het voorkomen van verdere verspreiding van het virus.

 

 

Horse Health Today – Online event over de Top 5 gezondheidsproblemen van het paard

Wil je leren hoe je de meest voorkomende gezondheidsproblemen bij jouw paard kunt herkennen? En hoe je deze kunt voorkomen? Meld je dan aan voor Horse Health Today, hét online event over paardengezondheid op vrijdagavond 19 november a.s.

 

Tijdens deze avond leer je alles over de top 5 gezondheidsproblemen bij paarden:

  • Hals- en rugproblemen
  • Kreupelheden
  • Luchtwegaandoeningen
  • Maag- en darmproblemen & gebitsproblemen
  • Stofwisselingproblemen & voeding (metabole aandoeningen, zoals PPID)

 

Vijf paardenartsen leren je alles hierover in inspirerende sessies, ieder aan de hand van een praktijkgeval. Jouw kans kans om in één avond van experts nuttige en praktische informatie te krijgen, maar ook om jouw vragen te stellen. Een must voor iedere paardenhouder!

 

Wat kun je verwachten?

  • Duidelijke en betrouwbare informatie van top paardenartsen aan de hand van herkenbare situaties
  • Praktische tips die je kunt toepassen bij je eigen paard
  • De mogelijkheid om live jouw vragen te stellen aan de experts
  • De mogelijkheid om alle presentaties terug te kijken op een moment dat het jouw uitkomt. Óók de keuzesessies die je niet live gevolgd hebt.
  • Gave prijzen winnen bij de kennisquiz

 

Voor wie?

  • Paardeneigenaren, -liefhebbers en verzorgers
  • Oftewel een must voor iedereen die zijn paard gezond wil houden!
  • (specifieke voorkennis is niet nodig)

 

 

Bron: Paardenarts.nl

 

Tips & tricks ter preventie van Rhinopneumonie

Zes maanden geleden zorgde een uitbraak van Rhinopneumonie (EHV) in Valencia voor veel onrust bij paardeneigenaren en uitbaters van paardenaccommodaties. In de maanden nadien werden er op meerdere plaatsen in Nederland  besmettingen vastgesteld, maar gelukkig bleef de omvang van de infectiehaarden relatief beperkt. Welke maatregelen kan je zelf als paardeneigenaar nemen om je paard(en) te beschermen tegen EHV? Hieronder vind je enkele tips en tricks terug, ter preventie van Rhinopneumonie.

 

 

80% van de paarden ouder dan 2 jaar is drager van het equine herpesvirus (EHV). De meeste besmettingen gebeuren via direct contact, vermijd daarom onderling neus-contact tussen vreemde paarden.

Houd op stal sportpaarden, fokpaarden en jonge paarden gescheiden van elkaar. Het virus kan door stress gereactiveerd worden. Sportpaarden lopen meer risico om besmet te worden omdat ze op wedstrijd in contact komen met vreemde paarden die het virus mogelijk overdragen. Ook het transport en zware trainingen maken dat deze paarden vaker onderhevig zijn aan stress waardoor de weerstand kan verminderen. Jonge paarden hebben dan weer een beperkte afweer tegen het virus, waardoor ze bij infectie veel virus uitscheiden. Jonge paarden vormen een besmettingsbron voor drachtige merries die op hun beurt kunnen gaan verwerpen. Het is aangewezen om nieuwe paarden 4 weken in quarantaine te plaatsen alvorens ze samen te zetten met andere paarden. Zorg voor goede ventilatie in de stallen.

 

 

Ook weidemanagement maakt deel uit van deze preventieve maatregelen. Paarden worden het best in vaste groepen op de weide gehouden. EHV kan ook door indirect contact overgedragen worden. Een buffer tussen de weide en de straat zorgt ervoor dat mogelijke besmettingen via voorbijgangers vermeden wordt. En ook hier geldt dezelfde quarantaine regel: een nieuw paard wordt gedurende 4 weken op een aparte weide te houden, zonder direct contact met andere paarden.

 

 

Hygiënemaatregelen op stal beperken de mogelijke overdracht van Rhinopneumonie via indirect contact. Zoals eerder aangegeven wordt het aangeraden om verschillende groepen paarden te scheiden op stal. Per groep eigen stalmateriaal gebruiken (kruiwagen, borstel, emmers…)  beperkt het risico op besmetting tussen de verschillende groepen paarden. Het spreekt voor zich dat elk paard zijn eigen materiaal heeft zoals borstels, zadeldekje en hoofdstel.

 

 

Vaak is het in pensionstallen een komen en gaan van paardeneigenaren en andere (professionele) bezoekers. Ook hier kunnen eenvoudige regels de kans op infectie verminderen, denk hierbij aan het wassen van je handen als je op stal aankomt. Het dragen van bedrijfskleding is de normaalste gang van zaken op intensieve veehouderijbedrijven, zoals de varkenshouderij. Waarom op maneges/pensionstallen niet voorstellen dat de hoefsmid of paardentandarts overschoenen en/of een wegwerp overall aantrekt? Het spreekt voor zich dat, indien er verdachte of zieke paarden op stal staan, deze als laatste worden behandeld en dat nadien al het gebruikte materiaal ontsmet wordt.

 

 

Net zoals bij covid-19 biedt vaccinatie geen garantie dat jouw paard 100% beschermd is tegen EHV, maar het biedt veel voordelen. Gevaccineerde paarden vertonen minder symptomen en scheiden ook minder virus uit. Door vaccinatie van alle paarden op stal creëer je groepsimmuniteit. Je beschermt dus niet enkel je eigen paard, maar ook de andere paarden op stal. Het vaccin bevat dood virus, paarden gaan geen symptomen van Rhinopneumonie vertonen na vaccinatie. Entreacties na vaccinatie zijn mogelijk, maar zijn meestal mild en van voorbijgaande aard.

 

Wil je graag meer weten over Rhinopneumonie: www.rhinobijpaarden.nl

Hoe uw paard beschermen tegen kleine rode bloedwormen?

De kleine rode bloedwormen (Cyathostominae/kleine strongyliden) zijn de wormen die vandaag de dag het meest voorkomen bij paarden. De volwassen wormen, die soms worden waargenomen in de mest, zijn tot 2,5 cm lang, dun en roodkleurig. Deze wormen kunnen veel schade veroorzaken, informeer bij uw dierenarts hoe u uw paard(en) kan beschermen tegen kleine rode bloedwormen.

 

Levenscyclus

Eitjes van de kleine rode bloedwormen komen via paardenmest in de weide terecht. De eitjes komen uit in de mest en ontwikkelen in de wei tot larven. De besmettelijke L3 larven worden door het paard dat graast ingeslikt en komen zo in de dikke darm terecht. Een klein gedeelte van de larven zet daar zijn ontwikkeling tot L4 larve verder om nadien terug in het darmkanaal terecht te komen om volwassen te worden. Maar 85% van de larven dringt in het slijmvlies van de dikke darm en holt als het ware de darmwand uit om zich daar in te kapselen. Ze kunnen daar gedurende meerdere winters blijven en liggen aan de oorsprong van het gevaar van deze wormen. Dit inkapselen naar een slapende toestand gebeurt in de herfst en de winter.

 

Corning S. Equine cyathostomins: a review of biology, clinical significance and therapy. Parasit Vectors. 2009; 2(Suppl 2): S1.

 

Symptomen

Enkele miljoenen van deze larven kunnen de wand van de dikke darm van het paard bedekken en zo de opname van voedingsstoffen en water verstoren. Deze verstoring van de absorptie in de dikke darm veroorzaakt symptomen van chronische infectie van rode bloedwormlarven (= chronische cyathostominose): verminderde prestatie, gewichtsverlies, slechte algemene toestand, aangetaste vacht, zachte mest of chronische kolieken.

Het grootste gevaar ligt in het vrijkomen van een groot aantal van deze larven, dit doet zich meestal voor in de late winter. Dit massaal vrijkomen van larven ligt aan de oorsprong van een ernstige ziekte, genaamd acute larvale cyathostominose. Wanneer de larven uit de darmwand komen, veroorzaken ze letsels, hoe meer larven, hoe groter de letsels. Het paard zal kolieken, diarree en een snel gewichtsverlies vertonen. Deze aandoening is in ongeveer de helft van de gevallen fataal1.

 

Ingekapselde larven kleine rode bloedwormen

 

Diagnose via mestonderzoek

De aanwezigheid van volwassen kleine rode bloedwormen kan aangetoond worden via de wormeitjes in de mest. De eitjes zijn alleen aanwezig wanneer er volwassen wormen in de darm aanwezig zijn die eitjes produceren. In de koude maanden ontwikkelen de larven zich bijna niet tot volwassen wormen. Een negatief mestonderzoek kan dus niet uitsluiten dat een paard besmet is met kleine rode bloedwormen.

Het is moeilijker om een acute of chronische cyathostominose aan te tonen. Het vereist het gebruik van aanvullende testen (bloedonderzoek, echografie ,…) en de definitieve diagnose kan eigenlijk enkel na autopsie gesteld worden.

 

Behandeling

Paarden moeten het hele jaar door regelmatig worden ontwormd om rondwormen te bestrijden. Ontwormingsschema’s bij volwassen paarden (>  3jaar) zijn gebaseerd op 2 systematische ontwormingen per jaar: in de late herfst en in het vroege voorjaar of aan het begin en het einde van het weideseizoen. Het is verstandig een ontwormingsstrategie te bepalen op basis van mestonderzoek.

Gezien de bedreiging die kleine strongyliden voor paarden vertegenwoordigen, bevelen dierenartsen die gespecialiseerd zijn in parasitologie aan om paarden ten minste één keer per jaar te ontwormen met een ontwormingsmiddel dat doeltreffend is tegen de ingekapselde larven van de kleine rode bloedworm.² Vraag hiervoor steeds advies aan uw dierenarts, immers alle ontwormingsmiddelen zijn hier niet tegen actief.

 

 

1 Dowdall S.M.J. et al. Antigen-specific IgG(T) responses in natural and experimental cyathostominae infection in horses. Vet. Parasitol.  2002;160:225-242
2 American Association of Equine Practitioners. Parasites control guidelines. 2016.
2.Nielsen MK. Integrated parasite control – how to strike that balance. AAEP proceeding 2014
2.Nielsen MK. Sustainable equine parasite control: Perspectives and research needs. Vet Parasitol 2012; 185: 32–44.

 

 

Meer weten: www.ontwormenvanpaarden.nl

 

 

Paardenarts Frank van Leeuwen: Een foto geeft geen pijn aan

Maar al te vaak vraagt men om een foto of een echo. Ik leg dan uit dat dit voorafgegaan dient te worden door een klinisch kreupelheidsonderzoek. We moeten eerst weten waar de pijn vandaan komt. Buigproeven, uitverdoven etc. Je moet immers weten dat van de beelden die we maken, op 95% niets te zien is. Aan de andere kant zeggen we vaak dat we bij sportpaarden altijd wel iets vinden, maar dat deze bevindingen niet altijd relevant zijn voor het orthopedisch probleem dat we ervaren.

Het summum wat ik heb meegemaakt was een hoefbeenfractuur bij een aankoopkeuring. Het paard liep prima. In het kader van een keuring is dit uiteraard een verhoogd risico, maar we moeten wel vaststellen dat een niet iedere afwijking direct een oorzaak is van kreupelheid.

 

Ik heb ook altijd grote bewondering voor fysiotherapeuten die zeer nauwkeurig de locatie van pijn kunnen bepalen. Natuurlijk kunnen ze met de handen niet zien wat er is en hoe erg, maar in het onderzoek kan het een fijne aanvulling zijn en in de opvolging van de blessure een goede leidraad.

Je moet ook weten dat bij het herstel van een letsel, de klinische vooruitgang voorloopt op wat we op beeld zien. Neem nou een peesletsel in de oppervlakkige buiger. Een fors letsel is in de eerste 6 weken nog goed zichtbaar, maar de kreupelheid zal na 2 weken rust al aanzienlijk minder zijn. Hier is dan het belang van beeldvorming duidelijk. Het kan namelijk aangeven wanneer we met een acceptabel risico het werk weer kunnen hervatten. Het geeft ook aan dat het een risico kan zijn om een kreupel paard zonder diagnose rust te geven om vervolgens het werk weer te herpakken. Deze paarden zijn fris en ongecontroleerd terwijl ze toch echt een zwakke plek hebben. Risico op groot letsel is dan het resultaat. Aan het einde van het verhaal is in het onderzoek de beeldvorming onlosmakelijk verbonden aan het klinisch onderzoek.

 

Meer informatie? Bezoek mijn website of stuur een mail naar frank@vanleeuwenvoorpaarden.nl

 

 

Andere artikelen van Frank van Leeuwen:

 

 

 

 

 

Maagzweren: een vaak ongekend maar veelvoorkomend probleem bij paarden

Equine Gastric Ulcer Syndrome (EGUS) of maagzweren zijn niet direct zichtbaar bij paarden maar zijn pijnlijk en kunnen de conditie en prestatie verminderen. Wat zijn de symptomen van maagzweren en hoe kunt u ze herkennen bij uw paard? En wat kunt u als eigenaar doen om het risico op maagzweren te verkleinen? U leest er meer over in onderstaand artikel. 

 

Wat is een maagzweer?

Een maagzweer is een beschadiging van de maagwand, veroorzaakt door een onevenwichtige maagzuurhuishouding. Dit zuur tast het maagslijmvlies aan waardoor er een wond ontstaat. Van nature eten paarden gedurende de hele dag en produceert de maag continu maagzuur om te helpen bij de vertering. De meeste paarden hebben tegenwoordig beperkte toegang tot ruwvoer zoals gras en/of hooi waardoor de maag gedurende langere perioden leeg is. Als gevolg daarvan neemt de speekselproductie af terwijl de zuurproductie blijft doorgaan. Zo krijgt het paard een zure maaginhoud die problemen zoals maagzweren kan veroorzaken.

 

Wat zijn de symptomen van maagzweren?

De klinische symptomen van maagzweren zijn vaak vaag en niet gemakkelijk te herkennen door de paardeneigenaar.

 

Risicofactoren voor het ontwikkelen van maagzweren

De manier waarop wij onze paarden houden, vergroot het risico op maagzweren. Omdat paarden veel op stal staan met beperkte toegang tot gras of hooi, is de maag gedurende langere perioden leeg. Paarden die bovendien krachtvoer eten (en dit in tegenstelling tot ruwvoer) produceren extra zuren. Een combinatie van deze factoren zorgt ervoor dat maagzweren zeer snel kunnen ontwikkelen bij deze paarden.

Dit is zeker het geval bij sportpaarden. Bovendien worden deze paarden vaak intensief getraind. Bij een paard in volle arbeid komt de zure maaginhoud in contact met de gevoeligere delen van de maag. Wanneer dit regelmatig gebeurt, kunnen er op die plaats maagzweren ontstaan. Dit alles zorgt ervoor dat deze groep paarden een groter risico loopt op het ontwikkelen van maagzweren.

 

 

Hoe kunt u maagzweren voorkomen?

Belangrijk is dat paarden voldoende ruwvoer krijgen, waardoor de maag niet leeg is gedurende een te lange periode.

  • Laat je paard regelmatig in de weide lopen
  • Geef paarden ruime hoeveelheden ruwvoer, minimaal 4 tot 6 porties per dag
  • Voer kleine hoeveelheden krachtvoer, eventueel verspreid over meerdere maaltijden
  • Paarden moeten onbeperkt toegang hebben tot vers drinkwater
  • Vermijd stress

 

De huidige omstandigheden maken het praktisch niet altijd haalbaar om aan alle bovenstaande tips te voldoen en maagzweren helemaal te voorkomen. Maar met enkele kleine aanpassingen in het management van je paard, kan je de kans op maagzweren al verkleinen.

Vermoed je dat jouw paard maagzweren heeft, neem dan contact op met je dierenarts. Via een gastroscopie kan hij de binnenkant van de maag van je paard bekijken en een diagnose stellen. Indien een gastroscopie niet mogelijk is, kan het nuttig zijn om een empirische behandeling op te starten. Het is steeds aangeraden om de behandeling te combineren met aanpassingen in de voeding, het management en training van uw paard.

Wil je graag meer weten over maagzweren? Neem dan zeker een kijkje op https://www.zoetis.be/nl/maagzwerenbijpaarden/

 

 

Andere artikelen van Zoetis:

 

 

 

Met voeren de kans op maagzweren verkleinen?

Maagzweren (Equine Gastric Ulcer Syndrome afgekort tot EGUS in de literatuur) is een veelvoorkomende aandoening bij paarden waarbij er sprake is van beschadigingen en/of zweren in de maag, maar ook de slokdarm of dunne darm kunnen aangetast zijn. Op basis van onderzoek wordt geschat dat deze aandoening bij circa 60% van de sport- en recreatie paarden voorkomt.  

 

De maag van het paard

De maag van het paard heeft een gebogen vorm, van elastisch weefsel met een capaciteit van 8 tot 15 liter. De maag bestaat uit 2 delen, het onderste gedeelte (glandulaire deel) waar o.a. maagzuur geproduceerd wordt met een flinke beschermlaag en het bovenste gedeelte (het squameuze deel) met een veel dunnere beschermlaag. Maagzweren in het bovenste gedeelte van de maag is een direct gevolg van het slijmvlies dat in contact komt met maagzuur. In tegenstelling tot het onderste gedeelte van de maag dat continu in aanraking komt met maagzuur en beschermende laag heeft om schade te voorkomen.  Om deze reden worden maagzweren in het onderste maaggedeelte eerder veroorzaakt door de problemen in de beschermende laag.

 

 

Welke symptomen zien we bij paarden met maagzweren?

Symptomen van maagzweren zijn niet altijd duidelijk, maar in sommige gevallen te herkennen aan verminder eetlust, minder groei of gewichtsverlies, slechte conditie of mager, gedragsveranderingen (zoals  depressie, agressie of angst) en verminderde (sport)prestatie. Daarnaast is er ook een bewijs dat maagzweren kunnen leiden tot een verhoogd risico op koliek.

 

Hoe weet ik of mijn paard maagzweren heeft?

De symptomen alleen zijn niet voldoende voor een diagnose van maagzweren. Enkel een onderzoek met een endoscoop (maagscopie) kan een betrouwbare diagnose geven. Als een maagzweer eenmaal is vastgesteld, wordt er gekeken naar de ernst van de wonden op het maagslijmvlies en gescoord van 0-4. Er wordt dan beoordeeld op aan- of afwezigheid, anatomische locatie, verdeling, en irritatie van de maagwand. Een score van nul betekent geen aantasting en een score van 4 betekent ernstige maagzweren.

 

Wat zijn de oorzaken van maagzweren?

De oorzaak van maagzweren is niet altijd even duidelijk. Maar gezien het feit dat het erg veel voorkomt bij sportpaarden, lijkt het erop te wijzen dat er een verband is met het voermanagement, zoals teveel tijd tussen voerbeurten, voer met veel suikers en zetmeel, sport niveau en aantal uren dat een paard in een box staat.

Het paard is nu eenmaal een dier dat speciaal is aangepast op het verteren van vezelrijk plantaardig materiaal. Maar om prestaties te verbeteren krijgen sommige paarden een vezelarm dieet met veel granen. Juist granen zorgen dat er de maag extra maagzuur gaat produceren en bij hooi zien we dit effect veel minder. De gedachte is dat voer waarbij de pH van de maag verder omlaag gaat  en de productie van vluchtige vetzuren in de maag stimuleert bijdraagt aan het ontstaan van maagzweren. Maar hoe verschillende voersoorten de maag (pH) beïnvloeden moet nog verder onderzocht worden.

 

 

Vier eenvoudige regels die helpen om maagzweren te voorkomen:

  • Voer meer vezels

Ruwvoer is voor alle paarden belangrijk en voldoende ruwvoer helpt in het voorkomen van maagzweren. Grazen waarbij dus regelmatig gekauwd en gelopen wordt als ideaal gezien. Een algemene richtlijn is dat paarden minimaal 1,5 kg (droge stof) per 100 kg lichaamsgewicht  aan ruwvoer per dag nodig hebben. Vooral luzerne (hooi) is een goede keuze, omdat het meer eiwit en calcium bevat en daarmee beter helpt bij maagzweren dan gewoon hooi doordat het de zuurtegraad in de maag kan bufferen.

  • Voer minder zetmeel

Zetmeel is een van de belangrijkste energiebronnen voor het paard, maar dit is ook sterkt gelinkt aan een hogere kans op maagzweren. Het advies voor zetmeel luidt dan ook dat je niet meer dan 2 gram per kg lichaamsgewicht per dag mag voeren. En niet meer dan 1 gram zetmeel per kg lichaamsgewicht per voerbeurt.

  • Geef olie voor extra energie

Vetrijke voermiddelen zoals plantaardige olie zijn goede en veilige energiebronnen om maanzweren te voorkomen. Maisolie kan een effectief en betaalbaar voermiddel zijn om de kans op maagzweren te verkleinen. Uiteraard moet dit voorzichtig opgebouwd worden.

  • Geef meerdere voerbeurten

Paarden horen het voer langzaam op te nemen, en gelijkmatig verdeeld over 24uur. Daarom wordt het aangeraden om ruwvoer 24/7 aan te bieden (mits dit past bij het type paard en ruwvoer kwaliteit).  Zorg daarnaast dat paarden niet langer dan 6 uur zonder ruwvoer (kauwen) staan.

 

 

Tekst: Dr.Vet.Med.Gulsah Kaya Karasu , docent en onderzoeker | Sandra van Iwaarden, docent | Equine Sports & Business Van Hall Larenstein University of Applied Sciences, Netherlands

 

Andere artikelen van docenten van Equine Sports & Business Van Hall Larenstein University of Applied Sciences:

 

Paardenarts Frank van Leeuwen: De kracht of noodzaak van samenwerken

Gelukkig gebeurt het al veel minder, de dierenarts die een hoefsmid de schuld geeft, en de hoefsmid die aangeeft niet met een dierenarts te kunnen communiceren. In de eerste jaren heb ik er veel in geïnvesteerd, maar ik overdrijf niet als ik zeg dat ik 45 hoefsmeden in mijn telefoon heb staan. Regelmatig heb ik ook contact met die jongens en meer en meer ook dames. Het is belangrijk e.e.a. goed te overleggen want als ik dat aan een klant over laat, dan wordt het vaak niet goed genoeg benadrukt wat er precies anders moet.

Dat een verandering van beslag nodig is, wil ook zeker niet zeggen dat een smid geen goed werk heeft geleverd. Als orthopedisch dierenarts wil ik de belasting veranderen om een bepaalde structuur te ontzien of een beweging te vergemakkelijken. Voor een gezond paard is dat niet de beste optie, maar er kan een medische noodzaak zijn om dit wel te willen. Zo zijn hoefsmeden maar ook dierenfysiotherapeuten mijn belangrijkste medicijn. Als ik denk dat ik in eerste instantie teveel moet corrigeren, dan vraag ik “mijn eigen” smid om e.e.a. op te pakken en dan over te dragen. Frictie met smeden wil ik niet.

 

 

Om even een klein voorbeeld te geven. Enkele jaren terug kwam ik voor een second opinion bij een paard. Groot beest. Hij was onder behandeling van artrose in de hals bij een andere kliniek, maar dit hielp onvoldoende. Uit mijn onderzoek kwam een bilaterale kreupelheid die een oorsprong had in de ondervoet. Dit betekent dat beide voorbenen aangetast waren. Röntgenologisch onderzoek wees een forse artrose uit, maar ook een “achteroverkanteling” van het hoefbeen. Normaal is de hoek van de zoolvlakte van het hoefbeen met de bodem ongeveer 5 graden. In dit geval was het ongeveer 5 graden de verkeerde kant op. Inspuiten heeft dan niet zoveel zin als je de stand van de voet niet meepakt. Ik ben toen teruggekomen wanneer de smid ter plaatse was. Gezellig, nuttig en een blij paard. Hoewel de stand van de voet erg slecht was, kan je het de smid niet kwalijk nemen. Die kan er niet inkijken, ik wel.

Samen kom je tot de oplossing. Inmiddels hebben we erg veel ervaring met het aanpassen van een ijzer. Zooltjes en silicone zijn bij iedereen bekend. Het verbreden van de teen of een tak of juist het versmallen hiervan is nog niet bij iedereen bekend. Toch is het leuk, want je kan hele mooie veranderingen teweegbrengen met kleine aanpassingen in een ijzer.

 

Tekst en beeld: Frank van Leeuwen

 

 

Andere artikelen van Frank van Leeuwen: